10.7 6. spelen met Tijd
Leerinhoud
* Relatie tussen snelheid, afstand en tijd onderzoeken.
* Werken met een verhoudingstabel
Verloop
1. Stel in als volgt. Kies als ijking (boeien): noemer 2. Lengte = 50m
graphic
Laat Anke zwemmen. Vraag de leerlingen te letten op de klok.
We stellen vast : Anke heeft 46 sec nodig om 50 m te zwemmen.
Naargelang de kloksnelheid van uw computer kan het resultaat iets verschillen.
Zet dit in een verhoudingsblok.
Afstand
Tijd
50 m
46 sec
Herneem. Laat Anke watertrappelen bij 1/2 (25 m). Wat zegt de klok?
Vul het verhoudingsblok aan.
Afstand
Tijd
50 m
46 sec
25 m
23 sec
Doe het nu ook voor 100 m. Hoeveel seconden zullen nodig zijn?
leerlingen voorspellen: 2 x 46 sec = 92 sec = 1 min 32 sec
Laat zwemmen. Gemeten tijd: 1 min 33 sec.
Vanwaar de seconde verschil (tijd verloren bij het draaien?)
2. Zet nu de afstand op 25m. Behoud de hoogste snelheid. Laat zwemmen. Maak een nieuwe tabel
Snelheid
Afstand
Tijd
hoog (vol)
25 m
23 sec
medium (1/2)
25 m
?
traag (1/4)
25 m
?
Ook nu kan er een klein verschil zijn van 1 sec. Komt door de 'duiktijd'.
3. Rekenspel
Hoeveel m zou Anke op hoogste snelheid kunnen zwemmen in 1 minuut?
Leerlingen voorspellen. Laat zwemmen en laat Anke watertrappelen na 1 minuut.