Een oefenreeks bestaat altijd uit zes opgaven
opgedeeld in twee groepen:
-
Trainingsfase.
Opgaven 1 tot 3. Training onder leiding van de
‘coach’. Directe
feedback.
Telkens de leerling een cijfer
invoert, wordt dit gecontroleerd.
Ook fouten bij het inwisselen worden
onmiddellijk gesignaleerd.
Juist? Het cijfer kleurt groen
Fout? Het cijfer kleurt magenta. De leerling moet dan eerst die
fout corrigeren voor hij verder kan.
Van deze training wordt geen
score bijgehouden.
-
Testfase
Opgaven 4 tot 6. Test. Uitgestelde
feedback.
De controle wordt pas uitgevoerd als
de leerling de bewerking helemaal heeft opgelost en op de
‘cijfermeester’ klikt.
De leerling krijgt een herkansing indien
nodig.
Elke direct juist afgewerkte testopgave levert 10
punten op. Het maximum is 30 punten.
Bij plus, min en maal is in het
computerbeheerd oefenen ook een level voorzien ‘MIX
voor dummies’. Bij deze reeksen is de
onthoudstrook afgedekt. De leerling kan dan - bij
opgaven waar ingewisseld wordt - dit inwisselen niet
noteren. Hij ‘onthoudt’ de gewijzigde waarden.
Deze mogelijkheid is voorzien om leerlingen die het wisselen reeds
vlot beheersen, op een hoger niveau te laten
werken.
Bij het delen is er ook directe feedback
tijdens de testfase.