9. Wat hoort samen?
graphic
Op het scherm verschijnen twee lijstjes. De leerlingen moeten duo’s aanklikken (bv. ¼ m = 25 cm). Ze moeten 10 duo’s vinden.
Er zijn meer dan 10 waarden per lijstje. Soms zijn er  waarden die passen bij twee uitdrukkingen (1/2 = 5 dm maar ook 50 cm). Er zijn ook  breukvormen waarden die geen overeenkomstige waarde hebben.
Bij een fout verschijnt tussen beide lijstjes een infobord (zie afdruk).
Wat valt er te leren?
Omrekenen van breuken toepassen op maateenheden.
Oefeningen als:   1/2 m = 5 dm      ¼uur = 15 min.
Flash instructie
De oefening wordt toegelicht. Twee opgaven worden exemplarisch opgelost.
Tips
* Het loont beslist de moeite leerlingen eens te laten verwoorden  welke strategie ze hier toepassen. Wie werkt systematisch?
* Onderschat de moeilijkheidsgraad niet van deze oefenreeks!